gedeelde muren, project met 9 kunstenaars in 2009
Ik miste thuis: de manier van praten, de intonatie, de communicatie. Het vertrouwde omgaan met elkaar, de soepelheid. Dat je pakte wat je wilde zonder alles te vragen.
We zaten een uur aan tafel en ’s middags was er een ‘time out’, dat gebeurde niet in Nederland.
Surinamers waren de Marokkanen van toen, ze werden gediscrimineerd en voor minderwaardig aangezien, alleen ik vond dat zó dom, daar hield ik me niet mee bezig.
Waar ik me vreselijk aan kan ergeren is als mensen zeggen: Ja, maar dan bedoelen we niet jou, jij bent zo Hollands. Om geaccepteerd te worden moet ik een Hollander zijn. Snappen ze nou niet wat ze daarmee doen? Ik wil geaccepteerd worden als Surinamer en niet dat ze een Nederlander van me maken en me dan accepteren.
Waarom mag je maar één nationaliteit hebben. Het is echt niet zo dat mijn innerlijk veranderd doordat ik voor één nationaliteit kies. Ik wil mijn nationaliteit niet veranderen, dat is een bewuste keus. De enige reden om te veranderen zou zijn dat ik dan mag stemmen. Maar waarom mag ik hier nog steeds niet stemmen? Ik woon hier al 34 jaar, ben naar school gegaan, heb al 25 jaar dezelfde werkgever en betaal belasting. Dat staat allemaal geregistreerd. Met één druk op de knop kunnen al mijn gegevens gecontroleerd worden en tóch mag ik hier niet stemmen, omdat ik de Nederlandse nationaliteit niet heb, maar dat veranderd mij in mijn innerlijk of mijn politieke opvattingen echt niet. Ik neem deel aan de maatschappij, weet zelfs meer van wat zich, politiek gezien, hier afspeelt dan in het land van herkomst. Ik kan me wel voorstellen dat je een tijdsgrens instelt van bijv. 5 of 10 jaar, dat je niet na 3 maanden al een goede keuze kunt maken, maar als je volledig deelneemt aan de maatschappij zou je toch ook moeten kunnen stemmen.
In Nederland was ik moe van mijn zoektocht, door uitputting en vertwijfeling was het dat ik anders ging denken: ‘ik doe iets niet goed er klopt iets niet, ik zoek steeds verder en die plek is er niet’; hier kwam ik op de gedachte dat die plek helemaal niet bestaat en dat ik die plek moet maken. Dat het ook iets met kunstenaarschap te maken heeft met creatie, dat ik die plek moet scheppen dat die niet bestaat, dat ik van binnen moet stoppen met zeuren en het accepteren als een startpunt dat dit de ‘tools’ zijn waarmee ik ben gekomen, waar geen thuis is voor mij moet ik er een maken.
Ik heb geprobeerd ook werk te vinden een leven op de bouwen dat mijn behoefte dekt dat ik iets kan kopen een reis kan maken en een soort maatschappij heb waar ik deel van uitmaak. Als iemand een papier laat zwerven dan ruim ik dat op. Ik kijk naar het nieuws en ook al ben ik niet zo vanzelfsprekend in de cultuur/omgeving het gaat mij wel aan wat hier gebeurt. Dat is een bewuste beslissing, dat gebeurt niet vanzelf, zeker niet wanneer je alleen bent. Als je trouwt en een kind krijgt en dat kind gaat naar school dan gebeurt het vanzelfsprekend, dat kan niet anders.
Er is hier in Nederland een groot potentieel aan vreugde, maar die mag je niet werkelijk beleven, je mag niet te bijzonder zijn, ieder mens is bijzonder en dat zou je kunnen celebreren, maar dat wordt hier niet zo graag gedaan. Het wordt erg gewaardeerd als dat op de achtergrond blijft. Dat maakt bijvoorbeeld dat voor mijn gevoel relaties heel langzaam ontstaan, dat je uitkijkt dat je elkaar niet te diep raakt, dat er ongelofelijk veel voorzichtigheid is soms ook een afwachten of wantrouwen. Ook dat omgaan met emoties, ik zie mensen /kinderen, waarbij de relatie met hun ouders relatief afstandelijk is, er is heel veel liefde maar die mag zich niet werkelijk tonen.
I have to have a piece of physical landscape to ground myself, and for most people, this is usually a house, as a structure, that is then called a ‘home’. But, I could also live in a tent, too; or; I could even live in a tree. Everything though has to be placed in a specific place, then that is the reference point and this is then my house.
When I immigrated I had overlapping worlds because I didn’t know I was immigrating. It hadn’t really been the idea, as far as I knew then. And overlapping parts of two physical grounded ‘place’ (i.e. house) was confusing and tedious after 7 years. Every time I was in the other place, I idealized the place I wasn’t -- I was always disappointed in the place I was in, not happy.
Only when I sent myself all of my books which I mainly had in California, was I ready to concede that Amsterdam was really my home. Other things that I may have left behind were not important, and most of those things I gave away to people in California. I had to sell one-half of my books to raise enough money to send myself the other half. It was very difficult choosing, and I still miss most of those I sold. I think my books make my place a home. I really had a nice book-shelf in California, but then those books had to be moved to storage in the garage -- that was still though the ‘place’ of my books and my home.
When I moved to Amsterdam I was a single mother – my son was five and a half. I came here from London where life was getting too expensive; I thought I could give him a better life in Amsterdam. So what I brought with me was mainly my son’s toys and clothing, his bed and his bedding. I threw out all my clothes except for the basics (jeans, boots, sweaters). I also brought my books and a table I had been given. This table is a fold-away table (called an ‘ezelsoortafel’ in Dutch). It was made in the 1930s and when I got it was in a very dark varnish. I was given it while I was pregnant, and stripped off most of the old varnish. Bringing the table symbolised bringing part of England with me, and bringing part of myself before I became a mother. It represented a free part of myself, when I still had time to dream. I also brought an electric typewriter with me that I bought in London second hand. It was huge and heavy and rattled like a tank. I used to write poetry and stories on it. It used to stand on the fold-away table in an alcove in my kitchen in London.
If I could have, I would have brought my whole apartment with me. I would have brought the whole of Kentish Town with me (this is where I lived before coming to Amsterdam). I missed the architecture and the underground, the shops and the nightlife.
I never used the fold-away table as a dining table. It wasn’t the right shape (the gate legs – which support the folded-out leaves of the table – get in the way). The table now stands in my hallway, folded away. It doesn’t get used properly. It’s become a receptacle for junk – old pots of paint and things that have been used but don’t get thrown away because they might yet come in useful. I can’t throw the table away because, even though I don’t really use it, it has come to stand for a part of my identity that existed once and might, I hope,exist again.
Ik ben een immigrant, maar ik heb waarschijnlijk de lichtste soort van heimwee die bij deze groep hoort. Dat komt omdat ik altijd het gevoel heb gehad dat ik kon teruggaan als ik wilde. Dat gevoel speelt een belangrijke rol of je heimwee krijgt of niet, lijkt mij. En ik ging ook bijna jaarlijks terug: de vakantie werd in Japan gehouden. Nederland was aanvankelijk bovendien een groot avontuur, waardoor er geen plaats was voor heimwee. In het begin zag ik veel meer de positieve dan de negatieve kant van het land, of – beter nog – van Amsterdam, waar ik woon. Later merk je dat je gesteld bent op bepaalde zaken uit je vaderland, vaak dingen die je eigenlijk als vanzelfsprekend ervaart. Dat botst soms, dan wordt je boos, maar dan denk ik ook, ja, misschien zijn die vanzelfsprekendheden uit mijn vaderland helemaal niet zo vanzelfsprekend. Ik ben trots op mijn geboorteland, maar dat houdt ook in dat er kritiek is. Alles is relatief, en ik wil van het verschil genieten.
Tot kort gelden was wat ik ergste mis, sorry, ETEN. Ik moest vrij snel een rijststomer gaan aanschaffen. Ik wil drie keer per dag warm eten. Anders twee keer. Maar ik ben nu goed ingeburgerd, dus eet toch vaak één keer. Ik mis niet alleen maar Japans eten maar de variatie van eten en een landelijk enthousiasme over eten mis ik ook. Ik doe nu mijn best om zelf te koken, dat is iets wat ik nooit heb gedaan in Japan.
Nadat ik moeder ben geworden, moest ik weten dat eten koken niet per se ingewikkeld hoeft te zijn. Als je steeds meer denkt over gezond eten, kook je automatisch simpel.
Japan is een land van producten. Massa spullen. In het begin vond ik het zo saai dat er zo weinig warenhuizen in Amsterdam waren. Hoewel ik naar veel kleine winkels ging, kwam ik er vaak dezelfde dingen tegen. Ik was het zo zat dat er weinig keuze was. Maar na een paar jaar vond ik het heerlijk dat ik niet meer hoefde te twijfelen.
In Japan wordt ook meer rekening gehouden met de seizoenen in de kleuren van de kleding die je draagt. Lichte (groenen en roze) kleuren in de lente en donkerder kleuren in de herfst.